Ruim 5 jaar lang heb ik als tiener de krant van wakker Nederland bezorgd. Voor 7 uur lag in ‘mijn’ wijk de krant in de bus. Ook bij mijn oma als trouwe abonnee. De dikke zaterdagskrant paste echter niet door haar brievenbus. Dus opende ik het voordeurluikje (die ze die avond daarvoor van het slotje deed, ja toen kon dat nog, net zoals het touwtje uit de brievenbus van Jan Terlouw ), legde ik de krant op de tafel en schreef ik lieve berichtjes rondom de grote koppen op de voorpagina.
Mijn oma vond het iedere week weer een groot feest om zo wakker te worden en haar favoriete krant te lezen met berichtjes van haar kleindochter daar om heen. Over hoeveel ik van haar hield, verhaaltjes over wat ik had meegemaakt of juist nog wilde doen (met haar). Rond 10.00 uur kwam ik dan weer even bij haar op de koffie en gingen we samen gezellig een kruiswoordpuzzel uit de krant doen. Daar was ze steengoed in. Je begrijpt, oma en ik hadden een bijzondere goede band, twee handen op één buik. Dat ging zo week in, week uit, jaar in, jaar uit. Meer dan 5 jaar lang.
Totdat ik op een zaterdag opeens niet meer wist wat ik moest schrijven. Dat was me nog niet eerder overkomen, ik blokkeerde als het ware, heel vreemd. Natuurlijk heb ik wel wat opgeschreven, maar het moest van ver komen, dat herinner ik me nog heel goed. Want dat was ook de laatste keer dat ik op haar krant schreef. De zaterdag daarna leefde ze niet meer. Ik heb er later nog vaak over nagedacht, dat het haast geen toeval kon zijn. Een signaal van boven van een groot verdriet op komst.
Met de krant bezorgen ben ik gestopt. Haar grote puzzelwoordenboek staat in mijn kast. En nog elke keer als ik langs haar oude huis rijd, kijk ik naar het voordeurluikje en denk ik met warmte terug aan die zaterdagochtenden.