Waarom ik chief storytelling werd

Ik heb de opleiding storypractitioner gevolgd. Waarom? Ik stond op een kruispunt. Ik had inmiddels ruim 25 jaar werkervaring in de marketing en communicatie. Wilde van baan wisselen en zocht een opleiding waardoor ik me als senior professional nog meer kon onderscheiden. Geen dertien in een dozijn zeg maar. Ik was al fan van de denkwijze van Steven van Belleghem over conversation company’s. Dit gaat over het conversatiepotentieel van organisaties:  “maak verhalen die mensen verder kunnen vertellen”. Dat sluit ook aan bij de golden circle van Sinek (mijn andere held) waar we uitgaan van de why, waarom we iets doen of juist niet doen. Dus toen ik de unieke opleiding voor storypractitioner zag die de mogelijkheid bood om officieel opgeleid te worden tot chief storytelling officer, wist ik: ja dat wil ik.

In de business storytelling methode die hierbij centraal stond leerde ik alle handvatten en theoretische onderbouwing. Deze inzichten kon ik direct toepassen in mijn werk met verschillende storytellinginterventies. Dit om verhalen goed begrijpelijk te maken. Ik heb tijdens de opleiding veel geleerd. Bv hoe je persoonlijke verhalen kunt inzetten in alle fasen van een veranderproces of project, zodat er een gemeenschappelijke taal ontstaat. Eigenlijk heb ik mijn werkwijze opnieuw uitgevonden, er een nieuwe dimensie aan toegevoegd.

De meerwaarde van Chief Storyteller is de combinatie van luisteren, advies en schrijven. Iemand aan tafel die je vertrouwt, echt luistert, naar jou én je collega’s, het snapt, adviseert en de visie direct vertaalt in een verhaal. Een verhaal die mensen in beweging brengt. Dat is de power van een Chief Storyteller. Iedereen heeft een verhaal. Wat is jouw verhaal?

Spreekwoordenwaterval

Spreekwoorden en gezegden. Ik gebruik ze regelmatig, net als mijn moeder en zus. Een taalerfenis van mijn oma. Zij was een ware spreekwoordenwaterval. Ik was er vroeger ook al dol op. Ging ik heel netjes spreekwoorden overschrijven uit het spreekwoordenboek voor de jeugd. Dat deed ik overigens ook met het Vordens volkslied. “Er ligt een vriendelijk dorpje,…ergens in Gelderland.” Tja.

Naast de welbekende spreekwoorden, zijn bij mij ook twee langere spreuken blijven hangen. Ten eerste: “Een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest, doch dat nooit op komt dagen, zo heeft hij meer te dragen dan God te dragen geeft.” (Door mijn moeder altijd wordt aangevuld, met de overige 6 zinnen). Een spreuk die nog steeds op de gang hangt bij mijn ouders, je raad het al: een erfenis van mijn oma. Bij spannende momenten spreek ik mezelf maar ook mijn kinderen hier graag mee toe. Zo vaak dat mijn kinderen dit inmiddels zo met mij mee dreunen. Maar het is ook zo waar hè. Hoe vaak valt het achteraf wel niet mee?

De tweede die ik vaak hardop zeg en erg klopt is: “Een zucht geeft lucht aan een hart vol smart. Was zij wat nader en hij wat dichter. Maakt een zucht het hart wat lichter.” Het schijnt een uitspraak te zijn van Joost van den Vondel en ik weet niet of hij vroeger ook al de spanning heeft ervaren van een drukke (werk)agenda. Als het je allemaal te veel wordt, is het heel bevrijdend om eens diep te zuchten. Want het leed dat druk is niet zo zwaar, dan vrees voor allerlei gevaar. Maar komt het eens in huis, dan geeft Hij Kracht naar Kruis. En zucht.

Het boek dat mijn leven veranderde

Veel boeken zijn leuk en andere boeken veranderen je leven voor goed. Dat was voor mij de GVR van Ronald Dahl. Dit boek heeft mij laten zien hoe leuk taal kan zijn en hoe je kunt spelen met woorden. Ik lag van pagina 1 tot het einde in de deuk. Ik weet het nog heel goed toen ik het boek van Sinterklaas kreeg. Ik was 11 jaar. De weken, zo niet maanden daarvoor, ging ik elke dag naar de lokale kantoorboekhandel om het boek te bekijken en aan te raken. Het boek had al een magische aantrekkingskracht op mij voordat ik ook maar één letter had gelezen. De kleur, de geur en structuur van de cover, de mooie tekeningen van Quentin Blake en opvallende tekstgedeelten met alleen maar hoofdletters. Ik kon niet wachten en voor de zekerheid had ik maar 1 item op mijn lootje geschreven. De schrijfkunsten van Dahl was de start van mijn liefde voor lezen, maar zeker ook voor het schrijven. En net als de Grote Vriendelijke Reus vang ik ook dromen. In verhalen. Als verhalenvanger.

Het voordeurluikje van mijn oma

Ruim 5 jaar lang heb ik als tiener de krant van wakker Nederland bezorgd. Voor 7 uur lag in ‘mijn’ wijk de krant in de bus. Ook bij mijn oma als trouwe abonnee. De dikke zaterdagskrant paste echter niet door haar brievenbus. Dus opende ik het voordeurluikje (die ze die avond daarvoor van het slotje deed, ja toen kon dat nog, net zoals het touwtje uit de brievenbus van Jan Terlouw ), legde ik de krant op de tafel en schreef ik lieve berichtjes rondom de grote koppen op de voorpagina.

Mijn oma vond het iedere week weer een groot feest om zo wakker te worden en haar favoriete krant te lezen met berichtjes van haar kleindochter daar om heen. Over hoeveel ik van haar hield, verhaaltjes over wat ik had meegemaakt of juist nog wilde doen (met haar). Rond 10.00 uur kwam ik dan weer even bij haar op de koffie en gingen we samen gezellig een kruiswoordpuzzel uit de krant doen. Daar was ze steengoed in. Je begrijpt, oma en ik hadden een bijzondere goede band, twee handen op één buik. Dat ging zo week in, week uit, jaar in, jaar uit. Meer dan 5 jaar lang.

Totdat ik op een zaterdag opeens niet meer wist wat ik moest schrijven. Dat was me nog niet eerder overkomen, ik blokkeerde als het ware, heel vreemd. Natuurlijk heb ik wel wat opgeschreven, maar het moest van ver komen, dat herinner ik me nog heel goed. Want dat was ook de laatste keer dat ik op haar krant schreef. De zaterdag daarna leefde ze niet meer. Ik heb er later nog vaak over nagedacht, dat het haast geen toeval kon zijn. Een signaal van boven van een groot verdriet op komst.

Met de krant bezorgen ben ik gestopt. Haar grote puzzelwoordenboek staat in mijn kast. En nog elke keer als ik langs haar oude huis rijd, kijk ik naar het voordeurluikje en denk ik met warmte terug aan die zaterdagochtenden.

Blaffende honden bijten niet

Werken is mij met de paplepel ingegoten. Al als jong meisje hielp ik mijn moeder in de vakanties mee met het bezorgen van tijdschriften. Dat scheelde ook weer oppas nietwaar. Met een wandelwagen vol met Donald Ducks en Libelles liep ik van deur tot deur door de Zutphense wijken. Ik aan de ene zijde van de straat, mijn moeder en opa aan de andere zijde. Of net andersom natuurlijk.

Eén keer per maand moest er ook het abonnementsgeld geïnd worden. Mijn moeder was als kruideniersdochter slim genoeg om dit bij voorkeur direct te doen na loondag, zodat de mensen ook daadwerkelijk geld op zak hadden. Dat was namelijk vaak niet het geval in de arbeiderswijken die mijn moeder onder haar hoede had.

Maar goed tijdens het bezorgen kruiste bij de brievenbussen tot mijn grote angst menig hond mijn pad. Ik kwam ze soms zelfs nog in mijn slaap tegen, zo bang was ik er voor. Die angst deelde ik ook met mijn moeder, gelukkig wist zij mij gerust te stellen. Blaffende honden bijten niet, zei ze. Ik wist dat die uitdrukking bestond en die was er natuurlijk niet voor niets bedacht ik me ook. Dus ging ik daarna vrij zelfverzekerd de strijd bij de brievenbus aan.

Toen een hond mij wel daadwerkelijk beet, was ik dan naast geschrokken ook erg verontwaardigd. Met hoge poten liep ik naar mijn moeder en zei dat ze nog zo had gezegd dat blaffende honden niet bijten. Waarna mijn moeder ad rem antwoordde: op het moment dat de hond beet, blafte hij ook niet. Verbaast keek ik haar aan. Ontkennen kon ik het niet. Gelukkig kreeg ik nog wel voor de schrik een ijsje van het baasje. Die at ik ver uit de buurt van de hond op. 

Het meisje en de lepel

Er was eens een vierjarig meisje. Ze moest verplicht stil zitten en klanken uitstoten terwijl een vrouw een lepel op haar tong drukte. Het meisje kon door een zuurstofgebrek tijdens haar geboorte namelijk niet goed praten. Zo werd “even wachten” bij haar “elatte”. Niet dat ze er zelf veel last van ondervond hoor, ze had altijd het grootste woord tijdens de kringgesprekken in de kleuterklas. Alleen niemand verstond haar. Dat had ze niet door, want de kleuterjuf knikte altijd vriendelijk alsof ze het hele verhaal begreep.

Niets aan de hand dus. Totdat ze bijna naar de basisschool zou gaan, dan moest het praten toch veel verbeterd worden. Dus daar zat het meisje op die stoel bij de logopediste terwijl haar zoontje naast het meisje met een autootje speelde. Maar het meisje mocht niet mee spelen, zij moest met die lepel op haar tong stilzitten en onmogelijke klanken voortbrengen. Het praten verbeterde niet en haar moeder kreeg het advies om het meisje naar speciaal onderwijs te laten gaan. Haar moeder werd boos en ging vechten als een leeuw. Er was niets mis met het meisje, nou ja, zolang ze haar mond maar hield. Moeder haalde een paar experts erbij en die bevestigden dat het meisje alle opdrachten als een normaal kind van 4 had uitgevoerd. Op het praten na dan.

Gelukkig bood één van de experts hulp aan en ging het meisje in haar pauze begeleiden. Later kreeg het meisje drie keer per week les in haar praktijk. Veel later kon het meisje stotterend praten. En weer veel later kon ze al hakkelend praten. Inmiddels was het meisje 12, had de normale basisschool doorlopen en ging ze naar het VMBO. Ze had nog steeds logopedie en bleef net zolang oefenen totdat ze alle woorden redelijk soepel kon uitspreken. Op haar 15e kwam het verlossende woord. Ze vierde het feest samen met haar familie en stak vervolgens al haar energie in het examen. “Cum laude” verliet ze het VMBO en ging ze via het MBO naar het HBO.

In de zomer na haar eerste jaar op kamers kwam ze haar eerste logopediste weer tegen toen haar zoon (die van dat autootje) per toeval deelnam aan een activiteit die het meisje mede had georganiseerd. Dat stond de logopediste niet aan, zo liet ze op enkele momenten helaas overduidelijk merken. Het meisje stond er boven. Haar moeder heeft zich er ook nog iets mee bemoeid. Zodat zowel de zoon als het meisje toch genoten van een leuke vakantie.

Moraal van dit verhaal: een moeder heeft altijd gelijk en wie het laatst lacht,… En dat meisje heeft van praten haar beroep gemaakt. Ze weet als geen ander dat spreken niet vanzelfsprekend is en dat wat je zegt er toe doet. Dat meisje ben ik.

Cookie erbij?

EllesReusen.nl maakt gebruik van cookies voor het bijhouden van statistieken en om voorkeuren op te slaan. Door op accepteren te klikken, ga je hiermee akkoord.